‘Maar vrouwen aan de top hebben toch niks veranderd?’ zei hij. ‘Kijk naar Neelie Smit-Kroes, kijk naar Thatcher.’ ‘Ja hallo,’ zei ik. ‘Die hadden het veel druk met aan de top komen om nog veel meer te kunnen doen. Mannen die alleen maar hard werken om bovenaan te komen, bekritiseer je niet, waarom vrouwen dan wel? Moeten zij soms betere mensen zijn dan mannen? Daarnaast, als jij vindt dat er in het bedrijfsleven of de politiek iets veranderd moeten worden, is het toch mal dat je vrouwen daarop afrekent? Doe het dan zelf, of stel die mannen aan de top verantwoordelijk!’
Het was vriendelijk gekibbel, daar niet van. Boris Dittrich, die laatst in Opzij had gemeld dat vrouwen de politiek zo weinig hadden veranderd zong in mij na. Wellicht veranderen vrouwen er minder dan we hadden gehoopt, maar haalde dat hun recht op deelname aan de politiek onderuit? Welnee. Als dat het argument was, kun je bovendien heel D66 wel opdoeken, maar die conclusie trok hij niet. Dittrichs argument had trouwens evengoed kunnen luiden dat de aanwezigheid van homoseksuelen weinig in het reilen van het parlement had veranderd, dus volgens zijn eigen logica deed hijzelf er dubbelop niet toe.
Een avond later stond ik in Paradiso bij La nuit du Maroc, ik in Arabische kleding, mijn metgezel in prachtig pak. We waren eerder geblinddoekt op het podium in de grote zaal gezet en waren daar vergast op een voetwassing, religieuze liederen, muziek, wierook en geblaas op blote schouders. Nu stonden we in de bovenzaal te luisteren naar zang. Een vijftienjarig meisje had loepzuiver een westerse cover gezongen, en nu zong Rajae el Mouhandiz, de diva van de avond.
‘Hm, ‘t is wel mooi maar bepaald geen Arabisch,’ fluisterde ik tegen mijn metgezel; ik houd erg van Arabische muziek en had me op een overdosis verheugd. Pas toen we naar een andere zaal liepen, zag ik de parallel. Ik was in dezelfde val gelopen als mijn gesprekspartner de dag ervoor. Waarom wil ik musicerende Marokkaanse Nederlanders of Nederlandse Marokkanen in hemelsnaam vastpinnen op het maken van Arabische muziek? Zingen ze heel geïntegreerd westerse muziek, staan ze nota bene in Paradiso en dan is het weer niet goed. Wil ik dat ze leuk iets etnisch doen, voor mijn plezier, en moeten ze aan mijn smaak voldoen.
Ik veegde de betrapte blos van mijn wangen en zette mijn vooroordeel van me af. De bovenzaal van Paradiso veranderde langzaam in een disco waar Arabische muziek met pop werd gemengd. De vrouwen lokten met hun heupen, een meisje met oranje hoofddoek nog het wildst. Links voor ons vormde zich een cirkel: steeds werd de volgende naar het midden gehaald om daar een minuut of wat te dansen, terwijl de rest eromheen klapte; ook mannen lieten zich heupwiegend in het midden trekken. Beneden werd kasbah-muziek gespeeld. In een zijzaaltje rolde iemand tapijten uit en gaf ons kussens om op te zitten; de waterpijp ging langs.
Er liepen Nederlanders van allerlei origine: Spaans, Marokkaans, Berbers, Egyptisch, Gronings, Hollands, Surinaams. Alles vlinderde door elkaar heen. Iedereen leek te roken en het werd een prachtig gemengd feest. Met een Spaanse had ik een gesprek over ondernemerschap, met een Berber over zelfmoord, met een Groninger over Japan. Dat ik later die avond opnieuw blossen had, was zuiver van plezier.