Op het Amsterdamse Leidseplein wordt vanavond tussen half zeven en kwart voor zeven zo ongeveer de liefste demonstratie ooit gehouden: allemaal mensen die elkaars hand vasthouden en elkaar zoenen. Verder niks. Geen leuzen, geen spandoeken. Alleen openlijke liefkozingen en publiek vertoon van affectie. Van lesbo’s, homoseksuelen en transgenders, dat dan weer wel.
Amsterdam is minder homovriendelijk geworden. De laatste jaren zijn homo’s weggepest, bedreigd en in elkaar geslagen. Voor een stad die de reputatie van gay capital hoog houdt, is dat dood- en doodzonde en voor iedereen die ooit het doelwit van dergelijke rancune is of dreigde te worden, is het ronduit traumatisch: ze zijn immers vaak juist naar deze stad gekomen omdat ze er vrijer konden zijn. Die vrijheid is het verdedigen meer dan waard.
Het is niet nieuw, zulke homohaat (net zoals eerwraak geen nieuw verschijnsel is, ook al wordt het vaak zo voorgesteld). Potenrammen is abject gedrag van opgeschoten rotjongens die zich stoer maken door mensen te intimideren die in hun ogen afwijkend zijn en denken zich op hen te mogen uitleven. Potenrammen is gedrag van angstaanjagend ouderwetse jongemannen die zichzelf tegen de klippen op, met voledig voorbijgaan aan de rechten van derden, denken te moeten (en mogen) bewijzen.
Dat je zulke gekken hebt is één ding, dat zo weinig mensen zich ertegen uitspreken is uiteindelijk fnuikender. Schoolbesturen zijn geregeld te bescheten om pal te staan voor hun homoseksuele leraren en leerlingen, ze gaan het onderwerp tegenwoordig maar liever uit de weg. Zulk zwijgen lost niet alleen niets op, het versterkt het probleem. Zwijgen over homoseksualiteit maakt het opnieuw tot iets dat je ‘gerust wel’ mag zijn maar waarvan niemand verder iets mag merken. Alsof homoseksualiteit uitsluitend in de privésfeer thuishoort, alsof blijk geven homoseksueel te zijn inderdaad aanstootgevend is. Politie-agenten zijn intussen collectief hun bijscholingscursussen over het tegengaan van homohaat vergeten, lijkt het, terwijl dat – samen met seksueel geweld – ooit nog alle aandacht had van het korps.
Er is momenteel een soort misverstand gaande dat potenrammerij iets met moslims of Marokkaanse Nederlanders te maken zou hebben, maar het fenomeen is in de Nederlandse cultuur bepaald niet onbekend: in de jaren zeventig en tachtig werden er in Amsterdam zelfs zelfverdedgingingscursussen voor homoseksuele mannen en vrouwen opgezet omdat dergelijk geweld zo vaak voorkwam. Maar we spraken en schreven er toen meer over, we zeiden er meer van, we deden er meer tegen. We waren alerter. Misschien ook omdat Nederland toen net collectief een boel had bijgeleerd over homoseksualiteit en het eindelijk wat gewoner was gaan vinden, al was (en is) die acceptatie geregeld flinterdun, zoals soms pijnlijk duidelijk werd in de discussies over het homohuwelijk.
Dat moesten we maar weer eens gaan doen: zorgen dat homoseksualiteit gewoner wordt gevonden. Meer publiek zoenen en vaker op straat elkaars handen vasthouden is daarvoor een mooi begin. Niet zo dom zijn om te denken dat het een wij-zij kwestie is, een goede tweede. Ook in de Nederlandse bible-belt worden homoseksuelen weggepest, en bovendien ontkent zo’n wij-zij interpretatie de dappere stappen die homoseksuele moslims al hebben gezet.
Ik hoop dat er straks enorm veel mensen komen. Flirtende, handkussende, zoenende, omhelzende, handenstrelende homoseksuele Nederlanders, van welke origine dan ook. En veel dito heteroseksuelen die ons dan komen beapplaudisseren.