De onderhandelingen zijn gedaan, de contracten binnen (wat duurt dat lang als je popelt!): na zeventien jaar ga ik eindelijk weer aan het werk. Uit de WAO.
Precies een jaar geleden besefte ik dat ik fysiek robuuster was geworden. De laatste MS-aanval dateerde alweer van 2000 of daaromtrent, en het was geen heel erge; niets dat een kuur niet kon verhelpen. Qua ziekte bleef ik prettig stabiel. Maar bijna ongemerkt won ik ondertussen aan kracht, wat nogal ongewoon is in het geval van ms. Het duurde even voor het tot me doordrong.
Wat me verraste is hoe immens goed alleen al de gedachte om weer te gaan werken me deed. Er gleed een last van mijn schouders, ik liep rechterop, fierder, trotser. Vrijgemaakt. Pas na die beslissing werd voelbaar hoezeer die wao altijd op me had gedrukt. De uitkering wordt elk jaar voor inflatie gecorrigeerd, maar wat je erbij krijgt weegt amper op tegen de verhoging van de ziekenfondspremies; de overige prijsverhogingen (huur, gas & licht, boodschappen) moet je helemaal zelf zien te verwerken. In de praktijk betekent het dat ik elk jaar meer inleverde, een gestaag dalende lijn die een angstig perspectief oplevert.
De eindeloze discussies over aanscherping van de keuringsregels drukten al evenzeer op me: altijd de angst om uit de wao gegooid te worden. De hoeveelheid geschrokken mailtjes van kennissen over de opnieuw verscherpte regels, was tekenend: allemaal mensen die echt niet kunnen werken, en allemaal even bang dat ze eruit gemieterd zullen worden. Het is een vorm van afhankelijkheid die aan je vreet: je kunt zelf niets aan je situatie doen, een lastige ziekte heb je immers niet in de hand. Je bent een speelbal van de politiek die je ziekte al dan niet toestaat, en soms vrij grillig oordeelt of je tenminste voor de ergste financiële repercussies bewaard mag worden. De bizarre figuur die daarbij optreedt is dat je steeds maar tegenover allerlei keuringsinstanties moet zien te bewijzen dat je heus erg ziek bent, terwijl je dat juist liever niet wilt, ziek zijn. Dat is een mentale spagaat waar mensen soms over struikelen.
Vorig jaar mei besefte ik ineens dat ik fysiek misschien sterk genoeg was om weer te werken. De laatste jaren had ik sowieso steeds meer gedaan, bijna allemaal liefdewerk (dat gepaard ging met de angst dat dit liefdewerk me op repercussies voor mijn uitkering zou komen te staan). Ik besloot na te denken over werk. In het geheim, zonder hulp van het uwv, benauwd als ik was dat alleen al mijn plannen en mijn hoop voldoende waren om mijn uitkering in te trekken.
Het is gelukt. Ik begin een eigen bedrijfje, ik heb twee prachtige opdrachten binnen naast mijn tweewekelijkse columns. Allemaal schrijfwerk. Betaald dingen uitzoeken, kwesties overdenken en ideeën opschrijven. Werk waarbij ik mijn tijd zelf kan indelen en slechte dagen of weken kan compenseren met periodes waarin ik veel energie heb. Uit de wao gaan voelt eng, en zelfstandig ondernemer worden nog iets griezeliger, maar vaste banen zijn ook niet meer zo stabiel als ze eens geweest zijn, dus vooruit met de geit.
Champagne! Aan het werk!
Onderwijl hoop ik vurig dat mijn vertrek uit de wao een beetje helpt om er de mensen te houden die erin horen. Want ik heb mazzel: mijn ziekte stabiliseerde, mijn lichaam sterkte aan. Dat is helaas niet iedereen gegeven.