Internet bestond nog niet echt. Er was één netwerk dat zowel militaire als wetenschappelijke computers in de Verenigde Staten met elkaar verbond. Mail en nieuws ophalen ging langzaam: data kwam met 120 tekens per seconde binnen. De ruggengraat van het netwerk had een maximale snelheid van 56 Kb. Die snelheid haal je tegenwoordig wanneer je inbelt naar je provider; toen was dat de capaciteit van het hele netwerk. We schrijven 1981.
In 1982 sloot Nederland zich aan. Het Mathematisch Centrum in Amsterdam plaatste de eerste buitenlandse computer in het netwerk, en moest meteen een contract ondertekenen dat ze nooit mail en nieuws zouden leveren aan Oostbloklanden. Het was nog koude oorlog.
De bewuste machine, mcvax, haalde eens per week mail en nieuws uit Amerika op (vaker was te duur) en deed dat met 30 tekens per seconde, ongeveer 0,2% van de snelheid die een standaard modem tegenwoordig haalt. Pas een jaar later ontstond het echte internet: het bestaande netwerk werd in 1983 gesplitst in twee onderling verbonden netwerken, .mil voor de militairen en .arpa voor de wetenschappers. Langzamerhand ontstonden er meer diensten voor dat internet: behalve nieuws en mail kon je ook bestanden ophalen en bekijken. De snelheid van de verbinding steeg elk jaar – een beetje. In 1985 wisselde mcvax dagelijks ongeveer 1 megabyte aan gegevens per dag uit (1 miljoen tekens), met een gemiddelde snelheid van 100 tekens per seconde. Pas in 1986 kwam een vaste verbinding tussen mcvax en de Amerikanen tot stand.
Na 1990 ging het hard. Het web werd uitgevonden, eerst alleen in tekstvorm, maar al snel bedacht iemand dat je zulke pagina’s ook grafisch zou kunnen weergeven. De eerste browsers ontstonden in 1993. Vanaf 1990 mochten ook commerciële partijen deelnemen aan het internet.
Nederland werd, dankzij die vroege entree, in de tweede helft van de jaren tachtig het Europese knooppunt voor het transatlantisch internetverkeer. Nog steeds staat een van de grootste knooppunten waar internet providers internationaal hun verkeer uitwisselen, in Amsterdam (de AMS-IX). De snelheid waarmee providers via AMS-IX hun gegevens uitwisselen, wordt tegenwoordig in mega- en gigabytes per seconde gemeten, niet langer in bits.
De man die Nederland aan dat vroege, rudimentaire internet heeft gehangen en die de eerste jaren zorg heeft gedragen voor dat Nederlandse knooppunt, is Piet Beertema. Hij zette voorts een Europees netwerk op (EUnet) en ontwikkelde een systeem voor het beheer en de uitgave van de de Nederlandse domeinnamen: hij heeft hoogstpersoonlijk tienduizenden .nl domeinnamen ingevoerd. Beertema is daarmee een van de peetvaders van het internet.
Zodat we deze maand allemaal een beetje wees werden. Piet Beertema ging namelijk vorige week met pensioen: hij ging eindelijk ‘zijn vrije tijd upgraden’, zoals zijn collega’s plaagden. Een mooi congres viel hem ten deel, waar de geschiedenis en de toekomst van het internet werden opgedist. Eregast was Beertema’s Amerikaanse pendant, Rick Adams, met wie Beertema die transatlantische connectie opzette en beheerde. De mannen hadden elkaar, zoals rechtgeaarde internetters betaamt, nooit eerder in levende lijve gezien: ze regelden altijd zowat alles per mail.
In 1982 kon Piet niet overzien wat die koppeling van mcvax aan dat Amerikaanse netwerk teweeg zou brengen, net zoals wij geen enkel idee hebben of, en zo ja hoe, dat internet zich verder ontwikkelt. Maar dat Beertema een groot stempel op ons dagelijks leven heeft gezet, is een feit.