Dezelfde linkse mensen die eerder de katholieken op de korrel namen, maken zich nu boos op degenen die kritiek hebben op de islam, schreef Joost Zwagerman zaterdag in de Volkskrant. ‘Vroeger stal je als cabaretier en columnist de show met grappen over benepen confessionelen in het algemeen en roomse gluiperds in het bijzonder. (..) Staat er nu echter een ander op om de moslims onder ons eens op een soortgelijke manier te wijzen op de archaïsche dogma’s van hun religieuze mores, dan zijn het diezelfde columnisten die klaarstaan met een breed uitgemeten morele verontwaardiging over stigmatisering en vernedering van een bevolkingsgroep.’ Da’s buitengewoon hypocriet, zegt Zwagerman, en een bizarre travestie: juist degenen die indertijd van harte meehielpen aan de ontkerkelijking, piepen nu het hardst als iemand iets scherps zegt over de islam.
Volgens mij slaat Zwagerman de plank wat mis. Critici en columnisten zeggen zelden iets scherps over de islam: de meesten, ikzelf inclusief, hebben zich simpelweg nooit voldoende in dat geloof verdiept om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Het commentaar van mensen die erin thuis zijn (zoals Hafid Bouazza) wordt verwelkomd, niet afgedaan als stigmatiserend. Wat wel te makkelijk gebeurt is dat individuele aanhangers van de islam in de hoek worden gezet als inherent achterlijk, anti-democratisch en anti-liberaal, alsof islamitisch zijn zich per definitie niet laat verenigen met moderniteit. Daartegen bezwaar aantekenen lijkt me niet meer dan normaal, zeker voor wie ingezien heeft dat linkse kritikasters indertijd bijwijlen erg lomp konden zijn met hun kastijdingen van de katholieken.
Daarnaast – en dat lijkt me een cruciaal verschil – waren de confessionelen aan de macht in de jaren die Zwagerman ons als spiegel voorhoudt. De KVP maakte de dienst uit en legde haar maatschappelijke moraal unverfroren op, ook aan al wie niet gelovig was: vrouwen werd het werken belet, seks zonder boterbriefje was verwerpelijk, abortus, de pil en homoseksualiteit waren doodzonden. In zo’n context is het logisch om de prelaten van de religie die zulke waarden beheerden te bekritiseren of in hun hemd te zetten. Giechelig doen is trouwens altijd een goede strategie om macht te ondermijnen en dat is precies waar het toen om ging: de macht van het geloof op de maatschappij verzwakken.
De islam ontbeert die macht hier, en daarmee vervalt de grondslag van Zwagermans betoog. De stukjes- en ingezondenbrievenschrijvers die nu ten strijde trekken tegen de islam, hebben het voorts zelden over de islam zelf (of een van de stromingen daarbinnen) en vrijwel altijd over individuele gelovigen. Dat is alsof je de macht die de Paus een halve eeuw geleden had, aan de kaak zou stellen door kritiek te leveren op de mensen die bidden voor het eten. Daar zat ‘m de pijn niet, in dat godsvruchtig of ritueel vouwen der handen door de kleine luiden. De pijn zat ‘m in het opleggen van de praktische consequenties van dat geloof aan derden. De pijn zat ‘m in de prelaten.
Zo lang kritiek op de islam wordt geuit in de vorm van gezeur en misbaar over haar kleine luiden, acht ik het niet meer dan terecht om te waarschuwen voor stigmatisering. Daarnaast helpt het geen zier om alle islamieten over één kam te scheren, en te doen of elke moslim ouderwets is. De relativering van het katholicisme kwam goeddeels van binnenuit. Die kritikasters van toen schreeuwden ook maar wat vanaf de zijlijn.