GroenLinks snapt dat technologie nooit neutraal is. Die partij kwam vorige week met het voorstel om de overheid voortaan software met open standaarden en open source te laten gebruiken, zeer tot de woede van Microsoft. Open standaarden zijn cruciaal voor een goede uitwisseling en afhandeling van informatie. Zonder zo’n protocol weet niemand hoe anderen informatie moeten aanleveren of wat aangeleverde of gevraagde informatie precies behelst. Het resultaat is een bont scala van programma’s die elkaars informatie niet aankunnen. Stel je voor dat elk benzinestation er een eigen standaard op zou nahouden: wat de een ongelood95 noemt, heet dan bij de ander ongelood98, over de grens hebben ze alleen gas, auto’s van Japanse makelij kunnen niet bij Shell terecht en Texaco levert uitsluitend benzine voor Amerikaanse auto’s. Het zou een rotzooitje wezen.
Bedrijven als Microsoft houden niet van open standaarden: als de concurrent weet met welke specificaties ze werken, geeft de concurrentie de kans hun product ‘na te doen’ of erop aan te sluiten, is de argumentatie. Ze maken liever software met eigenaardigheden, wat een uitwisseling met andermans product lastig maakt. Zo hopen ze gebruikers aan zich te binden. Voor de overheid is het natuurlijk uit den boze daarin mee te gaan: die heeft informatie algemeen toegankelijk aan te bieden, en niet te doen wat de gemeente Den Haag recent deed, een website aanbieden die alleen toegankelijk is met Internet Explorer. Wat Den Haag daarmee feitelijk deed, was Microsofts monopolie bevorderen, een wel heel vreemde opvatting van gemeentepolitiek.
Open source software gaat een forse stap verder: daarbij wordt de code vrijgegeven onder een zogeheten copyleft licentie (het best te vertalen als ‘publiceerplicht’). Makers geven hun werk vrij en anderen mogen die code naar believen gebruiken, verbeteren, aanpassen en uitbreiden op voorwaarde dat ze het resultaat van hun werk ook weer vrijgeven.
Het resultaat: flexibele software die van alle kanten wordt gecontroleerd, bijgewerkt en onderhouden. Fouten en onhandigheden worden centraal gepubliceerd en meestal binnen een week gerepareerd; soms door de oorspronkelijke maker, soms door een deskundige buitenstaander. Zo zetten drie open-sourceliefhebbers vorig jaar binnen een week een uitstekende, algemeen toegankelijke alternatieve site op toen de NS de fout van Den Haag herhaalde en je het spoorboekje op het web alleen nog met Microsofts browser kon raadplegen. De drie trokken daarmee tevens een lange neus naar de bouwers van de dure NS-site: hopla, in een week klaar, en voor niks.
Open source software blijkt een krachtig instrument te zijn. De software is transparant: iedereen kan de code controleren op rare achterdeurtjes of vergissingen. Veiligheidsproblemen worden snel gesignaleerd en opgelost.. (In Office97 zitten twee grote lekken, maar Microsoft weigert ze te repareren. Gebruikers moeten, A raison van zo’n duizend euro, maar overstappen op WinXP en Office2000, stelt het bedrijf.) De pool aan open source software groeit rap: je hoeft immers niet te wachten tot een bedrijf iets in productie wil nemen. Kennis wordt vrijelijk gedeeld, anders dan bij Novell of Microsoft die nooit de ins en outs van hun programmatuur vrijgeven – zij teren immers niet alleen op hun licenties, maar ook op hun consultants.
Politiek niet onbelangrijk is dat er forse besparingen haalbaar zijn. De kosten van Microsofts licenties zijn de afgelopen jaren schrikbarend gestegen: scholen zien het vereiste budget zowat verdubbelen, zonder dat ze er meer of beter spul voor in huis krijgen. Steeds meer bedrijven en organisaties stappen derhalve over op Linux-varianten. Het aardige is dat ze – indachtig het open source idee – vaak ook nauwkeurig vertellen hoe ze dat doen, om te voorkomen dat anderen opnieuw het wiel moeten uitvinden.
Crucialer nog – en GroenLinks stipt dat helaas maar kort aan – is de transparantie van software, de mogelijkheid om die te controleren op fouten en gaten. Software voor de belastingaangifte en voor stemmachines dienen openbaar te zijn, stelt GroenLinks terecht. Bij zulke programmatuur mag de code nimmer geheim zijn: niet zozeer omdat je de makers niet vertrouwt, maar omdat fouten in zulke software op alle mogelijke wijze dienen worden uitgesloten, en geheimhouding verhoudt zich slecht tot zulke controle.
Gisteren werd bekend dat de machines die de Nederlandse politie gebruikt om telefoons af te tappen waarschijnlijk niet betrouwbaar zijn. Ze zijn geleverd door een Israëlisch bedrijf, Comverse Infosys, dat al eerder is betrapt op het inbouwen van achterdeuren in tapinstallaties. Bronnen binnen de politie zeiden te vrezen dat de getapte informatie rechtstreeks naar Israël en de Mossad wordt doorgesluisd. Niemand die het controleren kan: alleen Comverse Infosys heeft de code.