VAN DER G zit in de zevende week van zijn hongerstaking. De kans dat hij aan verhongering bezwijkt, wordt met het etmaal groter. De bizarre paradox is dat Van der G zijn hongerstaking begon wegens de permanente camerabewaking in zijn cel. Volgens de minister van Justitie was die nodig om ‘s mans veiligheid te waarborgen. Iemand mocht de verdachte eens aanvallen, of wellicht zou hij zichzelf iets aandoen. Aangezien de minister kennelijk niets erger achtte dan een gehavende of dode verdachte, werden de camera’s geïnstalleerd die nu zelf mogelijk de aanleiding zullen vormen tot Van der G’s dood.
Tenminste, zo oogt het. Beide argumenten – zowel die van de minister als die van Van der G – zijn schijn. De minister vreest helemaal niet dat Van der G iets wordt aangedaan: daarvoor wordt de man veel te goed bewaakt. De permanente verlichting en camera’s in de cel waren bedoeld als machtsmiddel om Van der G te breken: om hem te intimideren, om hem te straffen nog voordat de rechter er aan te pas is gekomen, en zo mogelijk: om hem aan het praten te krijgen. En als de minister zo bezorgd is over Van der G’s fysieke gezondheid als hij voorgeeft te zijn, was de oplossing een paar weken terug helder: die camera’s weghalen, want juist omwille daarvan is Van der G zichzelf daadwerkelijk iets aan het aandoen.
Van der G maalt vermoedelijk allang niet meer om die camera’s zelf. Mijn inschatting is dat hij er uitsluitend zo radicaal tegen ageert omdat ze symbool zijn van de gelegenheidswetgeving die speciaal voor hem is ontworpen. Die camera’s zijn een ergerlijk bewijs dat de rechtstaat soms de hand licht met haar eigen regels als haar dat beter uitkomt – waarmee de overheid niet alleen de positie van burgers ondermijnt, maar vooral ook haar eigen grondslag.
Waarom zou Van der G zijn hongerstaking nog opgeven? Hij is een eind op streek. Hij heeft niets meer te verliezen, alleen nog te winnen. Dat hij veroordeeld wordt staat immers vrijwel vast, er ligt een flinke stapel bewijs tegen hem opgetast. Hem hangt minstens vijftien jaar boven het hoofd. Zijn oude leven heeft hij grondig verwoest, en een toekomst na de gevangenis zal hij alleen nog buiten Nederland kunnen opbouwen. Bovendien kan Van der G nu sterven om een principe, iets dat gezien wat over hem bekend is, bij zijn karakter lijkt te passen.
Minstens even belangrijk lijkt me dat Van der G nog slechts één wapen rest: koppig te zwijgen over zijn motieven, daarmee iedereen met onoplosbare vragen achterlatend. Van der G zal niet spreken. Nu niet, tijdens zijn proces niet – als hij dat al haalt – en niet na dat proces. Van der G zal zwijgen als het graf. (Nu ja, niet alle graven weten het zwijgen te bewaren, ondervinden we sinds kort. Zelden heeft een dode door zoveel monden gesproken als Fortuyn.)
Zwijgend is zijn impact bovendien groter dan enige verklaring zijnerzijds ooit zal kunnen zijn. Ongeacht de inhoud ervan zullen veel mensen immers geen enkele verklaring van Van der G als de volle waarheid accepteren: ze willen per se een complot horen, of zullen Van der G’s motivatie verwerpen als onvoldoende, onvolkomen, als achteraf geconstrueerd, verdoezelend of simpelweg als irrelevant.
Terwijl wij alleen kunnen maar gissen of Van der G’s moord op Fortuyn een politieke moord was, doen Justitie en sommige politieke partijen er intussen alles aan om van hem een politiek gevangene en van zijn zaak een politiek proces te maken. Er is gelegenheidswetgeving geïntroduceerd, de LPF heeft de onafhankelijkheid van de rechter publiekelijk in twijfel getrokken, er gaan bij LPF en CDA stemmen op om Van der G zijn zwijgrecht te ontnemen, en thans wordt onderzocht of het mogelijk is dwangvoeding op hem toe te passen opdat hij koste wat kost in leven blijft en terecht kan staan. (Je gaat haast vermoeden dat het CDA niet langer in een goddelijke rechter gelooft, of althans het oordeel over Van der G niet aan hem wenst over te laten.)
De beste dienst die de overheid haar burgers kan bewijzen, is zich niet te laten verleiden om Van der G’s rechten te verkwanselen. Ze zou hem daarmee tot underdog en martelaar maken, en de rechtstaat fundamenteler schenden dan Van der G zelf heeft gedaan. Wanneer een individu de wet en andermans fundamentele rechten schendt is het crimineel, wanneer de overheid regels naar believen wijzigt, aanpast of schendt, wordt ons aller rechtszekerheid aangetast. Alleen door haar eigen rechtstatelijke regels hoog te houden, kan de overheid diezelfde regels verdedigen.