IN EEN WOORD: AFGRIJSELIJK. Zulke dingen doe je niet, zulke dingen horen niet, zulke dingen zijn wel zo godsgruwelijk fout: als iemands mening je niet aanstaat, debatteer en argumenteer je, ridiculiseer je desnoods, en verder niets. Je slaat hem niet, je molesteert hem niet, en je vermoordt hem al helemaal niet.
Het ongeloof en de verbijstering waren gisteravond, vlak na het nieuws, bijna tastbaar. In de supermarkt spraken onbekenden elkaar aan, wildvreemden brachten elkaar op straat op de hoogte van het nieuws. «Heeft u het al gehoord? Fortuyn is neergeschoten.» Het rare gevoel overviel me dat dit net zoiets was als de moord op John Lennon of het auto-ongeluk van prinses Diana: zo’n moment waarvan je later altijd precies zult weten waar je was toen je het hoorde.
De man die Fortuyn heeft vermoord – naar het schijnt iemand van linkse signatuur – heeft niet alleen een moord op zijn geweten, maar heeft in zijn oneindige stompzinnigheid Fortuyn tevens tot martelaar gemaakt, daarmee zijn eigen doel ondermijnend. Hij wilde een einde aan de man maken, maar heeft een mythe geschapen. «De Kennedy van de Lage Landen» heb ik Fortuyn gisteravond al horen noemen. Dat is bepaald teveel eer. Kennedy was een raspoliticus, Fortuyn een rasopportunist die zijn meningen aanlengde of omgooide zodra dat in zijn kraam te pas kwam en die in zijn leven even vaak van partij als van kostuum is gewisseld. Kennedy stond een sociale politiek voor, Fortuyn een van hardheid. Kennedy bond zijn land, Fortuyn verscheurde het. Wat ze wel gemeen hebben, was dat ze lievelingen van de media waren. Beiden zochten de camera’s als een vlieg de stroop, en de media waren verliefd op ze, al was het maar omdat ze beiden voor een niet-aflatende stroom van nieuws zorgden.
Extreem-rechts heeft zich heel stilletjes gehouden tijdens Fortuyns campagne, wetend dat ongebreidelde steun aan zijn ideeën ‘s mans kansen zou schaden. Gisteravond echter lieten de skinheads openlijk zien dat Fortuyn ook hun held was: de rabauwen verzamelden zich rond het Tweede Kamergebouw, stichtten er brand en trapten er rellen. Klaar ben je met zo’n aanhang, maar Fortuyn heeft het ernaar gemaakt: hij was de perfecte, chic angehauchte vertolker van hun ideeën, de man die hun gedachtengoed salonfähig maakte.
Maar daarom vermoord je iemand nog niet. Als je vreest dat Fortuyn de democratie om zeep helpt, heb je met democratische middelen terug te vechten, niet met het volstrekt totalitaire instrument van de kogel. Wie de politiek denkt te kunnen keren op de wijze van deze moordenaar, maakt de politiek zelf kapot. Die verhardt eigenhandig de maatschappij, die drijft hoogstpersoonlijk een wig in de samenleving en jaagt mensen de angst en de onrust in.
De laatste politieke moord hier in Nederland moet die op Willem de Zwijger zijn geweest, in 1584, in het tumult van de godsdienstoorlogen. Balthasar Gerards vermoordde Willem de Zwijger, kort nadat die als Prins van Oranje een verdrag had getekend waarin werd bepaald dat niemand vanwege zijn geloofsbeleving vervolgd mag worden. (Hoe wrang, dit verschil: Fortuyn maakte juist wel onderscheid naar geloof.)
Andere Europese landen hebben eerder kennis gemaakt met het gruwelijke fenomeen van politieke aanslagen. Aldo Moro, Olof Palme en André Cools zijn eerder vermoord door politieke tegenstanders. Wolfgang Schäuble, en Margaret Thatcher hebben beiden ternauwernood een aanslag overleefd. Nederland heeft nu, net als Italië, Zweden, België«, Duitsland en Engeland zijn politieke onschuld verloren. Wat een rotmanier om een te worden met de rest van Europa.