IN MIJN VORIGE STUKJE verbaasde ik me over de heiligheid waarmee de familie van Anne Frank wordt omgeven. In navolging van Bruno Bettelheim, die behartenswaardige stukken geschreven heeft over joodse cultuur, oorlog en verzet, over aanpassing en overleving, vroeg ik me af hoe het komt dat een familie die zich hoofdzakelijk verstopte zoveel faam heeft gekregen, terwijl er zoveel dapperder en inspirerender voorbeelden zijn. Ik wees onder meer op Hannah Arendt, die met duizenden andere joodse vrouwen in een kamp in Frankrijk werd gedreven en behoorde tot het handjevol dat gebruik maakte van de aanvankelijk gebrekkige bewaking. Dat kleine groepje overleefde de oorlog: daags na hun vlucht werd het kamp hermetisch afgesloten en de achterblijvers werden de gaskamers in gestuurd.
Buiten veel bijval kreeg ik ook boze en verdrietige post. Dat ze van die hele Hannah Arendt nog nooit hadden gehoord, schreven een paar mensen me, alsof ik verantwoordelijk ben voor hun onwetendheid. Arendt was een van de grootste politieke filosofen van de vorige eeuw. Ze heeft ronduit briljante boeken geschreven over totalitarisme en over (staats)geweld. Ze heeft de Eichmann-processen in Israël van begin tot einde bijgewoond en onthutste de wereld toen ze uiteenzette dat “de banaliteit van het kwaad” in Eichmanns handelen had gedomineerd: Hij bleek een bureaucraat die ploeterend zijn orders uitvoerde, geen man met een plan, laat staan een duivel in mensenhuid. Demonisering van het kwaad, zo betoogde Arendt, verhinderde juist het totstandkomen van een adequaat besef van de alomvattendheid van wat er in de oorlog was gebeurd, en vooral van de vraag hoe het kwam dat zoveel mensen hadden meegewerkt aan de jodenvervolging.
Hoe ik me durfde te verlaten op Bettelheim, een Amerikaan nota bene, schreef een ander. Welnu, ook Amerikanen kunnen verstand hebben dunkt me, maar los daarvan: Bettelheim was geen Amerikaan. Hij was een Weense jood die vlak na de Duitse annexatie van Oostenrijk in 1938 in een concentratiekamp in Dachau gevangen werd gezet. Dachau ontwikkelde zich pas later tot een van de gruwelijkste vernietigingskampen uit de geschiedenis, maar al in 1938 ondervond Bettelheim er aan den lijve dat deze kampen waren bedoeld om mensen, joodse mensen vooral, te dehumaniseren en hun persoonlijkheid kapot te maken. Bettelheim, toen al een gevierd psychoanalyticus, kwam vrij op voorspraak van Eleanor Roosevelt, emigreerde halsoverkop naar Amerika en deed daar wanhopig zijn best iedereen op de hoogte te stellen van wat er zich echt in Duitsland afspeelde: de voorgenomen vernietiging van de joden door de Nazi’s diende dodelijk serieus opgevat te worden.
Bettelheim wijst, met pijn in het hart, op de lijdzaamheid die joden voor en tijdens de oorlog hebben getoond. Er waren weinig opstanden. Nu kun je heel goed beweren dat toen de oorlog al in volle gang was, de joden in Europa ook geen uitweg meer hadden, en dat is waar. Maar tot in 1939 hadden joden die in een kamp waren gezet, gemiddeld genomen een betere kans op redding dan de goj: de joden die een verklaring tekenden dat ze onmiddellijk uit Duitsland zou vertrekken, mochten weg. Waarom deden de joden dat niet massaal, vraagt Bettelheim? Hij vreest dat moedeloosheid een grote rol speelde: het gevoel op voorhand verslagen te zijn, het gevoel dat er geen uitweg was, het gevoel ook dat niets er nog toe deed. Maar hij wijst er tegelijkertijd op dat wie wel zijn lot in eigen hand nam – de mensen die een plan hadden, die zich verzetten en die terugvochten – een redelijke kans had zijn leven te redden. En zo keert hij terug bij zijn oorspronkelijke probleem: waarom die lijdzaamheid?
Mijn vraag – en die van Bettelheim – blijft daarmee staan. Hoe komt het dat we juist Anne Frank zo zijn gaan vereren, wier familie zichzelf verschool in een val zonder uitweg, in een achterhuis zonder achteruitgang? Is het omdat Anne een modern symbool is geworden voor de onschuld, een jong meisje – met schrijftalent bovendien – in de knop gebroken? Mogelijk. Maar Bettelheim wijst er terecht op dat de schuld van de joden nooit de inzet is geweest. Zelfs de Nazi’s beweerden niet dat de joden schuldig aan een of ander zouden zijn geweest, ze waren botweg ongewenst. Is het erger als een jong meisje met schrijftalent wordt vernield?
Het hameren op de onschuld van Anne en haar trieste lotgenoten impliceert dat anderen die vervolgd, gevangen genomen, gemarteld en vernietigd zijn – zigeuners, homoseksuelen, communisten, verzetstrijders – wel schuld zouden hebben gedragen, wat aperte onzin is. Waarom moet Anne heilig zijn om haar lot te kunnen verafschuwen? Is het dan niet erg genoeg dat gewone mensen vernietigd werden?