DAT ZIEKENHUIZEN AFSPRAKEN MAKEN om elkaars personeel niet met betere arbeidsomstandigheden weg te lokken, kan ik me tot op zekere hoogte indenken. Binnen de kortste keren zouden de rijkere ziekenhuizen de armere goeddeels leegplukken. Anderzijds: arbeidsomstandigheden zijn sowieso nergens helemaal gelijk – hier heb je kinderopvang, daar een betere kantine, in een derde ziekenhuis zijn de parkeerkaarten veel duurder dan elders – dus waarom zouden ziekenhuis daarvoor niet onderling mogen compenseren?
De spoeling is dun onder verpleegkundigen. Vooral operatiepersoneel en mensen voor de intensive care zijn schaars. Er staan permanent bedden leeg omdat er niet voldoende verplegend personeel aanwezig is, maar die bedden kunnen niet benut worden. Huisartsen moeten soms urenlang bellen om een plek voor een ernstig zieke patiënt en het ambulancepersoneel weet soms niet waar ze hun spoedeisende passagier in hemelsnaam kunnen afleveren.
In een poging de personeelstekorten enigszins op te vangen, zijn er regelingen gemaakt om herintreding te stimuleren. Het idee is dat getrouwde vrouwen die hun vak hebben neergelegd, op die manier weer aan de slag willen. De maatregel heeft weliswaar enig succes maar is lang niet voldoende. Immers, de uitstroom is immens.
Toen ik afgelopen herfst in mijn vertrouwde VU-ziekenhuis lag – inderdaad, na een veel langere wachttijd dan vroeger, wat mijn verslechterende ogen bepaald geen goed heeft gedaan – hoorde ik van een van de oudgedienden hoe de stand bij de afdeling neurologie was. De afdeling is puik, de mensen zijn oké, het werk is zwaar maar geweldig, de zorg en de kennis staan op hoog niveau. Maar er is een dusdanig tekort aan personeel dat iedereen roofbouw op elkaar pleegt en de een na de ander ziek wordt of doordraait. Het verloop was enorm.
Alleen al in dat jaar hadden vijftien vaste verpleegkundigen op de afdeling hun ontslag genomen. Sommigen waren naar een ander ziekenhuis vertrokken, maar een deel gaf er gewoon de brui aan en was iets anders gaan doen. De klachten waren legio, en niet eens geconcentreerd op de werkdruk. Geen kinderopvang. Geen openbaar vervoer ‘s nachts, zodat je wel met de auto moet komen (en er dus een dient te hebben); en daar dan weer te weinig reiskosten voor krijgt: alleen het te betalen parkeergeld is al hoger. Zorgelijk is voorts dat de afdeling vrijwel geheel op de zogeheten grijze golf draaide: op oudere verpleegkundigen. Die zijn over een jaar of tien allemaal weg, de VUT of de AOW in.
En dat lage salaris, dat stak. Als verpleegkundige verdien je bepaald niet hetzelfde als mensen met een gelijkwaardige HBO-opleiding, zoals ergotherapeuten, fysiotherapeuten, logotherapeuten of maatschappelijk werkers. De vrouw met wie ik sprak, werkte al vanaf haar achttiende als verpleegkundige – ze was nu 57 – en had in de loop der jaren zowat alle specialistische aantekeningen gehaald die er te verzinnen zijn. Haar zoon werkte nog maar net een jaar als fysiotherapeut en verdiende met zijn vier dagen per week nu al meer dan zij met haar onregelmatige, fulltime diensten. Dat geld gunde ze hem van harte, maar haar eigen salaris zat haar sindsdien minder lekker.
Uitval, pensionering en een lichte instroom van herintreders. Zo ziet de toekomst van de zorg eruit. Ondertussen is er amper sprake van verse aanwas. De HBO-opleiding verpleegkunde in Diemen is in september vorig jaar gesloten: er waren te weinig gegadigden.
Ondertussen reorganiseert de zorg – zoals tegenwoordig elke instelling dat doet – zich een slag in de rondte, en worden op elk niveau managers en groepsleiders en quality controllers en what have you’s tussen de gelederen ingeschoven. Dat leidt tot een structuur die niet langer piramidaal is, maar eivormig: te weinig mensen op de werkvloer, veel mensen en papieren en berekeningen en procedures op het beheersingsniveau om dat probleem van die te dun bevolkte onderkant aan te pakken, en een paar mensen aan de top. Die weer interimmanagers inhuren en papierhandels verzorgen. Dat schiet niet op.
Die toptax is bitter nodig in de zorg. Managers opereren en verzorgen geen patiënten, en handen aan het bed zijn harder nodig dan mooi gedrukte folders en glossy beleidsnota’s. (In een kamer in de VU die verbouwd werd en waar ik uit nooddruft belandde in mijn vruchteloze speurtocht naar een rookplek, stonden tientallen dozen vol van zulk spul. Nooit bezorgd.). Veel managers managen vooral elkaar en niet de zorg. Als zij nu voortaan een keurig HBO-salaris krijgen en verpleegkundigen een adequate onkostenvergoeding, komt er misschien wat schot in de zaak. Dat management-opleidingen in de toekomst zodoende mogelijk minder populair worden, is een geluk bij een ongeluk.