MIJN SEKSUELE VOORLICHTING heb ik uit een boekje. Ik zal een jaar of twaalf zijn geweest en werd steeds nieuwsgieriger, zodat ik mijn ouders lastige vragen stelde. Toen mijn moeder weer naar Amsterdam was geweest voor haar pilcontrole – de huisarts deed nog niet aan zulke dingen – bracht ze een dun geïllustreerd boekje voor me mee, Peter en Marianne. Die twee waren leeftijdsgenootjes met ouders die beter wisten hoe je zulke dingen moest uitleggen. Zo leerde ik van eitjes en zaadjes, van slangetjes en spleetjes, en dat als pappa en mamma heel veel van elkaar hielden, pappa zijn slangetje bij mamma’s spleetje bracht en het zaadje bij het eitje kwam. De rest ging over hoe baby’s groeiden. Die navelstreng begreep ik op slag, maar ik heb nog tijdenlang gedacht dat die zaadjes uit pappa’s slangetje over het beddenlaken naar mamma’s spleetje kropen.
Dat boekje brak niettemin het ijs. Daarna vroeg ik wat ik wilde weten en antwoordden mijn ouders zonder schroom. Wat mijn ouders minder op prijs stelden, was dat ik in de jaren daarna al mijn oudere neven en nichten uitgebreid op de hoogte stelde van zaadjes en spleetjes, en mijn boek aanvoerde als bewijsmateriaal. Mijn ouders hebben heel wat preutse ooms en tantes moeten kalmeren.
Mijn buurmeisje had zulke dingen nooit geleerd en wilde ze ook van mij niet horen. Dat zal niet de enige verklaring zijn geweest, maar het was wel opvallend dat zij later tot drie maal toe huilend naar mij toe kwam omdat ze ‘het’ zonder bescherming met een jongen had gedaan; ik haalde er na veel paniekerig gehuil dan mijn moeder bij, die mijn buurmeisje opving en een plan trok, waarna het kind een week later alsnog godlof bleek te menstrueren. Mij bond ze op het hart altijd condooms te gebruiken, wat ik netjes deed, het huilende buurmeisje indachtig.
Dat waren de hoogtijdagen van de NVSH. De vereniging had eind jaren zestig tweehonderdduizend leden en trok onder de bezielende leiding van Mary Zeldenrust-Noordanus ten strijde tegen vooroordeel, onkunde en hulpeloosheid op seksueel vlak. Geen organisatie heeft zoveel gedaan voor het terugbrengen van ongewenste zwangerschappen als de NVSH, beginnend met de strijd de Malthusser Bond en Aletta Jacobs aan het eind van de negentiende eeuw. De NVSH gaf voorlichting over geboortebeperking, stelde via haar depot pessaria beschikbaar (en uitwasbare condooms), hielp mee abortus te legaliseren en legde uit dat vrouwen die plezier hadden in seks daarmee nog geen minachting verdienden.
Na de jaren zestig ging het bergafwaarts met de vereniging. De feministen scheidden zich af, de homoseksuelen hadden er nooit echt een plaats gevonden, de geboortebeperking ging naar de Rutgerstichting, en de NVSH bleef dapper strijden voor minderheden die – zeker in een groeiend tolerant klimaat – juist daardoor nog exclusiever en problematischer leken. De NVSH restte weinig meer dan de parenavonden en de partnerruil om zich mee te profileren. In de jaren tachtig scheidden ook de travestieten en transseksuelen (van de beroemde T&T avonden) zich af, en richtten de sm-clubs hun eigen bladen, ontmoetingsplekken en organisaties op. Thans heeft de NVSH nog slechts zo’n zestienduizend leden, een schijntje vergeleken met de tweehonderdduizend van Zeldenrust.
Dapper – en nodig – zijn ze nog steeds. De NVSH is een van de zeldzame clubs in Nederland die pedofielen nog ruimte biedt om met elkaar te praten: Pedofielen liggen niet echt lekker, zelfs zodanig dat een aantal afdelingen zich die reden van de moedervereniging hebben afgescheiden en op plaatselijk niveau zelfstandig doorgaan. Mij lijkt het buitengewoon contraproductief om pedofielen – mensen die seksuele gevoelens voor kinderen koesteren, maar daar niet naar handelen – van elk verenigingsleven uit te sluiten en hen de kans niet te bieden hun pijnlijke, lastige en ook voor henzelf vaak angstige gevoelens te bespreken; wegstoppen en ontkennen maakt de zaak er niet beter op en de paniek alleen maar groter. (Nee, er wordt niks geruild en gekonkeld, daar. De deelnemers kijken wel uit: dan verliezen ze de enige plek die hen nog accepteert.)
Wel zou je willen dat de NVSH meer deed dan dit. De seksuele moraal is aanzienlijk minder streng geworden, maar nog steeds worden geslachtsziektes als straf en eigen schuld gezien: alsof er nooit condooms knappen (ik had ooit een vriendje met wie me dat een op de drie keer overkwam), en belangrijker: alsof jonge mensen niet juist benauwd zijn voor slettebakken te worden aangezien als ze condooms bij zich hebben.
Geslachtsziektes nemen tegenwoordig weer toe. Er ligt een taak voor de NVSH.