McShane snelt Zenon te hulp
Stockholm, 19 januari 2009
[Vorige aflevering: Verknipte stukken.]
VANDAAG WORDT McShane, president van RTC (Scientology’s copyright divisie) onder ede gehoord. We hebben dat eerder meegemaakt, namelijk in de vorige zaak. McShane is eerlijk. Hij liegt niet, en, wat belangrijker is, hij gelooft wat hij zegt. Het enige probleem met zijn getuigenis is dat het rechtsgevoel van de gemiddelde Scientoloog nogal afwijkt van wat normaal is, en daarmee ook zijn waarheid.
Een belangrijk deel van McShanes getuigenis draait om de vraag hoe goed Scientology de OTs en NOTs beschermd heeft. McShane legt uit dat het materiaal permanent bewaakt wordt, dat het achter dikke deuren ligt die automatisch worden geblokkeerd als ergens iets fout gaat, dat de mappen met het cursusmateriaal via pluggen met een computer verbonden zijn en dat zodra een map langer dan dertig seconden los is, de hel losbreekt.
Zenon en ik knikkebollen, we kennen dit verhaal. Bovendien is het niet relevant. Dat ze nu goede bescherming hebben, zegt niets over vroeger: de OTs en NOTs zijn regelmatig in handen van anderen gevallen, al was het maar omdat je vroeger je studiemateriaal mee naar je Scientologenhuis mocht nemen. Wat meer is: ook al bescherm je iets genadeloos, het enige dat wettelijk telt is hoeveel mensen die stukken hebben gelezen.
Scientology claimt immers dat dit materiaal ongepubliceerd is en slechts in kleine, besloten kring is verspreid. Zolang een tekst niet officieel is gepubliceerd, zijn er meer restricties dan na publicatie: je mag als derde bijvoorbeeld geen kopie voor eigen gebruik hebben, en je mag er niet uit citeren. Wat Zenon wil is bewijzen dat het OT-materiaal op zulke grote schaal is verspreid dat het als gepubliceerd moet worden beschouwd, wat derden meer rechten geeft ten opzichte van die teksten. De Nederlandse rechter heeft precies dat vastgesteld, maar de Zweedse rechter oordeelde eerder anders.
McShane legt uit dat mensen niet betalen wanneer ze deze teksten willen bestuderen. Ze hoeven alleen maar een “vaste donatie” te doen. In het geval van OT3 is dat 6000 dollar. Nu kunnen wij dat veel vinden, maar we moeten beseffen dat Scientology een relatief nieuwe religie is en dat het oprichten van een kerk een dure aangelegenheid is: er komt huur aan te pas, de staf moet betaald worden, boeken moeten worden gedrukt, promotiemateriaal aangemaakt, goede doelen ondersteund, lobbies opgezet.
Maar hoeveel mensen hebben OT3 nu precies gelezen, vraagt de rechtbank. “Zo’n vijfentwintig duizend,” zegt McShane trots. De rechtbank knikt bedachtzaam. Vijfentwintig duizend, dat is bepaald geen besloten kring te noemen, zie je ze denken. Later in zijn verhoor laat McShane zich per ongeluk ontvallen dat de OTs vertaald zijn. “Vertaald?” vraagt de voorzitter van de rechtbank. Ja, zegt McShane, dat is een enorme en minutieuze klus: want voor elk woord moet je heel precies de exacte betekenis vaststellen, als er ook maar iets misgaat en een nuance vergeten wordt, verliest het materiaal zijn spirituele kracht.
De Scientologen moeten de rechtszaal uit, alleen de eiser en gedaagde mogen blijven: dit deel van het verhoor vindt achter gesloten deuren plaats, omdat McShane de rechtbank de OTs en NOTs zal laten zien. Scientology wil geheimhouding. Ik mag blijven: tijdens dit deel van de rechtszaak fungeer ik als Zenons “biträde”, zijn juridisch assistent.
We lopen allemaal naar voren. McShane haalt Het Materiaal tevoorschijn. Werden de OT-levels in mijn eerste rechtszaak nog in vergulde koffers vervoerd en met omzichtige eerbied behandeld, nu pakt McShane simpelweg drie zwarte mappen uit zijn bagage. Ze zien er eigenlijk nogal onooglijk uit.
McShane legt de mappen voor de rechters neer en bladert er doorheen. We zien OT3: deels handgeschreven, deels typoscript. McShane pakt OT2. “Kijk, dit is een separaat werk,” wijst hij, en toont een pagina met tien, twaalf regels tekst. “Andere werken binnen OT2 zijn langer,” en hij toont een ‘werk’ van een pagina of vijf.
Zenon herkent iets. “Wacht, mag ik even?” zegt hij, en neemt OT2 van McShane over en bladert erin. McShane krimpt ineen: een ‘suppressive’ heeft zijn heiligste der heiligen in handen en hij kan er niets tegen doen. Zenon pakt zijn eigen Fishman Affidavit erbij en vergelijkt het twaalf-regelige ‘werk’ met de versie ervan in het Fishman Affidavit. “Kijk,” zegt hij, “ik heb er maar vier regels uit geciteerd. Maar RTC heeft dit aangemerkt als auteursrechtinbreuk.” We zien meer van zulke voorbeelden. Ergens in een OT2-werk staat een lijst met uitleg. In het Fishman Affidavit staat alleen de lijst, zonder enige toelichting – dat kan zelfs niet als citaat worden beschouwd, maar toch heeft RTC dit aangemerkt als een volwaardige inbreuk op hun auteursrecht.
McShane haast zich om dit principe uit te leggen. “U moet begrijpen,” zegt hij tegen de rechtbank, “dat deze woorden voor ons grote betekenis hebben en dat ze confidentieel zijn. Gebruik ervan kunnen wij niet toestaan en is daarom auteursrechtinbreuk.”
Begrijp ik hem goed? Zegt McShane nu echt dat ze copyright op losse woorden hebben? Ja, ik begrijp hem goed. En hij meent het, hij gelooft dat echt. Het probleem is alleen dat zijn overtuiging niet spoort met de normale rechtsopvatting. “Dus zulke woorden mogen niet gebruikt worden”, vraagt Zenon voor de zekerheid. “Nee,” zegt McShane. “En ook parafrasering is auteursrechtinbreuk.”
Ik juich inwendig. Ik weet dat McShane dit vindt, hij heeft in andere rechtszaken precies hetzelfde beweerd, maar dat hij deze enormiteit hier en nu uitspreekt is een godsgeschenk: hij geeft de rechtbank het ene na het andere argument om Scientology’s claims met heel veel reserve te bejegenen.
[Volgende aflevering: Scientology’s wraak.]