DE DAG BEGON GOED. Maurice Wessling vertelde over de ongebreidelde toename van taps in Nederland. Werden er in 1996 nog 3000 telefoons in Nederland afgetapt, in 1998 was er sprake van 3000 telefoontaps en 7000 GSM-taps. Dat is een stijging van dik driehonderd procent. En het is een record: zowel in Duitsland, Engeland als in de Verenigde Staten wordt in absolute aantallen minder getapt, terwijl die landen toch aanzienlijk groter zijn dan wij.
De toename is overigens geheel in overeenstemming met internationale schattingen: de FBI verwacht dat er in de komende tien jaar in de VS drie keer zoveel afgeluisterd zal worden als nu. Nederland heeft kortgeleden een nationaal afluistercentrum ingericht waar simultaan duizend telefoons (vast en mobiel) kunnen worden afgeluisterd. Het is het grootste centrum in zijn soort in Europa.
De voorbereidingen voor grootschalig afluisteren betreffen niet alleen de hardware. Ook de wet wordt aangepast. Volgens de voorgestelde Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten mogen de inlichtingendiensten voortaan alle draadloze communicatie onderscheppen, zonder daarvoor specifiek toestemming van de rechter-commissaris te hoeven vragen (wat bij vaste telefoons en bij internettaps wel altijd een vereiste is). Dat betekent dat alle mobiele gesprekken, SMS-berichten en al het e-mailverkeer per satelliet zomaar onderschept mag worden.
Je hoeft als politiedienst geen verdachte meer op het oog te hebben, geen gewantrouwd persoon gade te slaan: draadloos verkeer mag zonder onderscheid des persoons worden onderschept, opgeslagen en bewaard. In toekomstige gevallen zal een order van de officier van justitie volstaan en hoeft er geen rechter-commissaris meer aan een tap te pas te komen; en waar het nu vier ministeries zijn die hun toestemming moeten geven, wordt dat er in de toekomst slechts één.
Het zijn akelige feiten om te horen. Opsporing is kennelijk zo’n belangrijk onderwerp geworden dat tal van burgerrechten ervoor moeten wijken (hadden wij geen grondwettelijk gewaarborgd brief- en telefoongeheim?), er geen democratische controle meer hoeft te worden aangebracht op taps en er zelfs niet eens sprake hoeft te zijn van een verdachte om te gaan tappen. De onderschepping van draadloze communicatie is ongericht: iedereen die zo met anderen contact maakt, wordt onderschept, daar hoef je niets voor gedaan te hebben. Verdenking is geen voorwaarde meer voor taps.
Wat Nederland aan het doen is, constateerde Wessling kalm maar somber, is het Echelon-project legaliseren en op Nederlands terrein imiteren. (Echelon is het grootschalige afluisterproject dat de VS in samenwerking met zowat alle landen van de oude Commonwealth hebben opgezet, waarbij al het transatlantisch verkeer – fax, telefoon, e-mail – wordt onderschept en doorgevlooid. Deels is het doel economische spionage, deels terrorismebestrijding; maar ondertussen worden ook uw en mijn mailtjes onder de loep genomen en op ‘foute’ woorden gescand. Zei u daar “semtex”? Was dat heus een grap?)
Dat was wat Wessling opsomde, op die middag over privacy in de Balie. Daarna hadden we andere inleiders. En daarna deden we een forum.
HOE HET KOMT WEET NIEMAND, maar binnen de kortste keren zakte de discussie af van zulke cruciale zaken naar de alledaagse ellende van bedrijven die persoonsgegevens en koopgedrag opslaan en wat zij er al niet mee kunnen doen. Ze kunnen je reclame over Pampers sturen terwijl je alleen maar luiers kocht omdat de buurvrouw vanwege dat poepende baby’tje niet van huis kon. Dat is waar; maar is dat nu echt het probleem? Informatie is handel, ja nou, wat u zegt, en gegevens niet benutten komt neer op kapitaalvernietiging, ook allemaal waar.
Maar dat is niet relevant. Toch liet ook ik – want ik zat daar in het forum – me in slaap wiegen door discussies over bonuskaarten en Airmiles. Maar, nogmaals, daar ging het niet over.
Waar het wel over gaat is dit: dat het imperatief van opsporing en misdaadbestrijding dusdanig belangrijk wordt gevonden dat niemand ervan opkijkt wanneer burgerrechten dagelijks en op grote schaal worden geschonden. Dat niemand het gek vindt dat inlichtingendiensten alle draadloze communicatie zonder meer mogen aftappen, opslaan, bewaren en bewerken. En al zou dat in dienst staan van de misdaadbestrijding, dan zou je tenminste verwachten dat de overheid inzage geeft in hoe, waartoe, waarmee en vooral: de effectiviteit.
Maar niemand weet precies op welke gronden taps worden ingesteld, hoelang ze duren, en wat er met alle gegevens gebeurt die gaandeweg vergaard worden. Het gaat vaak niet eens om de inhoud van gesprekken en e-mail correspondentie. Veel belangrijker zijn vragen als: met wie belde hij? Uit welke mensen bestaat haar netwerk? Mailen die twee niet heel vaak? Netwerken worden in kaart gebracht, en u zit daarin.
Er wordt steeds meer over ons opgeslagen. Dat weten we. We zijn daar lang niet altijd gelukkig over. Maar het is cruciaal dat dat ongemak zich verplaatst van discussies over Airmiles naar discussies over veiligheids- en inlichtingendiensten. In de strafwet is het van oudsher zo geregeld dat elke burger onschuldig wordt geacht, tenzij er sterke aanwijzingen van het tegendeel zijn. Een op een persoon gerichte verdenking is een cruciale voorwaarde; pas daarna mogen rechten gelimiteerd en eisen aangescherpt worden.
Langzaamaan verschuift de vraag van “wie heeft dat mogelijk gedaan” naar: “hoe wéten we dat er een strafbaar feit gepleegd is als we niet mogen kijken.” Vanuit het standpunt van ordehandhaving is het te rechtvaardigen dat men strafbare feiten tracht te voorkomen: genezen is beter, nietwaar? Maar een vergeten cruciale vraag is: mag men zoveel mensen observeren en hun netwerken in kaart brengen voordat zij iets hebben gedaan? Heeft de overheid het recht onze gangen na te gaan? Is veiligheid zo belangrijk dat u en ik daarvoor wezenlijke rechten moeten inleveren, waaronder het recht op vrije communicatie en het recht niet op voorhand als verdachte te worden aangemerkt?
Van zulke vragen lieten we ons afleiden, en ik kreeg na afloop terecht op mijn kop. Ik had me laten meeslepen in een discussie over Airmiles. Dat is een onzindiscussie die ons afleidt van de vraag waar het werkelijk over gaat: hoeveel vrijheid bent u bereid in te leveren voor iets vaags als ‘nationale veiligheid’?
[Met dank aan Maurice Wessling van Bits of Freedom voor zijn presentatie en aan Rop Gonggrijp. die me er terecht op wees dat ik me in de luren had laten leggen.]