DE MEESTE ARTSEN zijn als de dood voor euthanasie. Het heet dat je iemands dood daarmee slechts verzacht, niet veroorzaakt. Dat klinkt heel hulpvaardig, galant, edelmoedig en prijzenswaardig, iets waarvoor je zo zou tekenen. De praktijk is aanzienlijk pijnlijker en moeizamer.
Elk verzoek tot euthanasie betekent immers dat een arts een serie lastige gesprekken met een patiënt (en vaak met diens familie) moet voeren, en bij zichzelf te rade moet gaan. Want zelfs al onderschrijf je het recht op euthanasie volledig en begrijp je in dit specifieke geval uitstekend waarom iemand dood wil: wanneer de consequentie ervan is dat jijzelf hem of haar de dood in moet brengen, krijgt zo’n verzoek een andere lading. Het wordt van een abstract onderwerp een gewetensvraag, en iets dat je – al doe je het in de overtuiging dat je er goed aan doet – met bibberende handen uitvoert en in de wetenschap dat het je niet onaangeraakt zal laten.
Daarmee is de zaak niet af. Artsen dienen zich over elke euthanasie die ze uitgevoerd hebben, te verantwoorden. Euthanasie is officieel immers verboden, elk geval dient apart onderzocht te worden op de in acht genomen zorgvuldigheid. Er gaan soms maanden heen voor het resultaat van zo’n toetsing bekend wordt: maanden van spanning en onzekerheid. Sommige artsen verzetten zich principieel tegen zo’n toetsing omdat ze de gedachte dat ze euthanasie mogelijk onzorgvuldig zouden hebben toegepast, op zich al een grove beschuldiging vinden: ze voeren al hun medische handelingen zorgvuldig en met overleg uit, zeker zulke ingrijpende. De huidige procedure, die waarbij individuele toetsing plaatsvindt, beschouwen ze als een gang van zaken die uitgaat van ongerechtvaardigd wantrouwen.
Bovendien maakt het principe ‘strafbaar, tenzij…’ dat elke arts die euthanasie toepast gedurende enige tijd in de beklaagdenbank zit: tenminste totdat de zaak geseponeerd wordt. Of zo’n sepot plaatsvindt is niet altijd zeker: er zijn vage gebieden waarbij niemand goed weet wat wel gedoogd wordt en wat niet, en eens in de zoveel tijd besluit het Openbaar Ministerie een willekeurige arts eruit te plukken tegen wie een proefproces wordt begonnen om de grenzen van het gedoogbeleid opnieuw vast te stellen. Mag je euthanasie plegen als iemand niet op heel korte termijn vanzelf dood zou gaan? Wordt het toepassen van euthanasie toegestaan als iemand fysiek gezond is maar geestelijk vergaand dement, en hij of zij eerder heeft vastgelegd in zo’n toestand niet verder te willen leven?
DE MEESTE MENSEN vrezen vergaande aftakeling en een langzame, ontluisterende gang naar de dood. Veel mensen hebben maatregelen genomen die ten doel hebben hen dat lot te besparen. Ze hebben een euthanasieverklaring getekend, en gespecificeerde niet-behandelverklaringen, waarin ze vastleggen dat ze niet gereanimeerd willen worden in geval van zus, of niet medisch behandeld in geval van zo, en dat als ze eenmaal dement zijn ze niet willen dat hun longontsteking met antibiotica bestreden wordt. Zulke wils- en behandelverklaringen geven een zekere van rust: je hoeft geen kasplant te worden, niemand kan je lichaam verplichten door te leven wanneer je geest allang vertrokken is, wanneer je een schil zonder inhoud bent geworden.
De gedachte aan euthanasie past bovendien wonderwel bij die van de maakbaarheid van het leven die de laatste decennia opgang heeft gemaakt. Euthanasie suggereert dat je de regie houdt over je eigen leven, al was het maar door zelf het moment van je dood te kunnen bepalen. In die wens tot regie gaat, zoals Patricia de Martelaere eerder schreef (hoewel zij ‘t over zelfmoord had en niet over euthanasie), overigens een zeker literair of artistiek element schuil: door zelf het moment van je dood te kiezen, zet je als het ware met grote letters ‘EINDE’ onder je leven, als beëindigde je een roman of signeerde je een schilderij. Af. Uit. Klaar. Gedaan. In die zin is euthanasie, en zelfmoord, ook een romantische en esthetische daad: een handeling die zoekt iets af te ronden, die ervan uitgaat dat de cirkel eigenhandig te voltooien is.
Of het nu uit voorzorg, angst of hang naar esthetiek en maakbaarheid is: euthanasie wordt in Nederland door de overgrote meerderheid geaccepteerd en gewenst. Tachtig procent onderschrijft het recht op euthanasie. En elk jaar worden er meer verzoeken om een zachte dood gedaan: vorig jaar waren het er 9700. Daarvan werden er maar 3200 ingewilligd; vooral die van kankerpatiënten werden gehonoreerd.
HET IS TE BILLIJKEN, zelfs goed, dat een deel van de verzoeken tot euthanasie wordt afgewezen. Soms volstaat het om meer aan pijnbestrijding te doen. Soms helpt het om iemand moed in te spreken. Soms blijkt dat er meer genezing mogelijk is dan mensen dachten. Soms is een arts het wel met het verzoek eens maar durft hij de uitvoering ervan juridisch niet aan. En wie bent u, ben ik, om te vergen dat iemand iets doet waarvoor hij een zware straf kan krijgen? Bovenal: euthanasie is geen verzoeknummer: zodra je een ander mens bij je dood betrekt, of dat nu een arts is of niet, heeft die zijn eigen verantwoordelijkheid en mag hij zijn hulp weigeren. Artsen hebben zich tevens te bezinnen op de eventuele juridische consequenties van hun medewerking; ze kunnen zich nooit slechts als instrument gedragen, als waren ze de simpele uitvoerder van andermens’ wil.
Maar juist dat vergewissen blijkt een nieuwe valkuil. Talloze mensen hebben bijvoorbeeld in de afgelopen jaren naar eer en geweten, en bij hun volle verstand, duidelijk te kennen gegeven dat ze, mochten ze dement worden en niet langer bij zinnen, euthanasie willen ondergaan. Vorige week werd bekend dat in zulke gevallen vrijwel geen enkele arts euthanasie durft uit te voeren en deze verzoeken van inmiddels dement geworden mensen – 4500 schriftelijke verklaringen en 2000 mondelinge – massaal worden afgewezen.
Waarom? Omdat artsen zichzelf niet langer kunnen vergewissen van de weloverwogenheid van het verzoek – de mensen in kwestie zijn inmiddels immers dement, ze heten ‘wilsonbekwaam’ te zijn – en omdat de wettelijke status van een eerder afgegeven wilsverklaring volstrekt onduidelijk is. Dat maakt deze dementen tot de gijzelaars van onzekere artsen en, vooral, van een lafhartig kabinet.
Het is de hoogste tijd dat de wilsverklaring een wettelijke status krijgt. Anders moet er weer een dappere arts de hete kolen uit het vuur halen.