DE VPRO BELOOFDE een programma over de vraag ‘wat een schrijver met zijn tijd, zijn omgeving en het wereldgebeuren kan doen’. Vier jonge schrijvers mochten op bezoek bij Harry Mulisch, die voor de gelegenheid salon hield in een suite in hotel Americain, om die vraag te bespreken.
Het programma bestond hoofdzakelijk uit tussengemonteerde, nietszeggende shots. Fragmenten waarin ‘gewone’ mensen figureerden die in een winkel kuierden, een snackbar binnenliepen, in de tram zaten of op straat slenterden. Vermoedelijk dienden deze scènes om ‘het tijdsbeeld’ te illustreren, of waren ze bedoeld als symbolische blik op de buitenwereld waar de wereld zich, zoals bekend is, immer voortspoedde terwijl Mulisch binnen vier schrijvers ontving.
De nieuwe generatie besprak hoe modern de wereld tegenwoordig toch is en klaagde dat het leven thans zo verbrokkeld is. Op zich al een non-discussie, maar alla, je moet ergens mee beginnen. Twee vertegenwoordigers van de Generatie Nix, Giphart en Van Erkelens, die eerder een verfrissend gebrek aan respect jegens grote namen en grote gebeurtenissen hadden vertoond, mochten eerst en waren uiterst deemoedig tegenover de Meester. Giphart knikte veel en heftig geïmponeerd ‘ja’ op alles wat Mulisch zei en Van Erkelens was als vanouds cokedoorstoven, wat bleek uit het trekken met zijn mond en zijn malende kaken. Ze leken net twee nerveuze schoolblad-redacteuren op bezoek bij hun idool, zoals later ergens in een krant stond.
AFTh van der Heijden was breedsprakig en zat ontspannen achteroverleunend in zijn stoel, klaar om de fakkel in ontvangst te nemen die hij zichzelf allang had toebedacht: na Mulisch, daar was geen discussie meer over mogelijk, kwam hij als enige in aanmerking voor diens positie als literair orakel. Hij verzorgde in ieder geval een geslaagde opvoering van zijn act ‘wij mannen van formaat begrijpen elkaar tenminste’. Joost Zwagerman, die lelijke houterige zinnen schrijft doch die avond mooi en gedreven sprak, was nog het meest onderhoudend en deed werkelijk zijn best een gesprek te voeren.
Buiten spoedde het leven zich onaangedaan voort. Binnen was er niemand die zich afvroeg of de kunst van romans er misschien uit bestond grote verhalen te maken uit kleine onderwerpen en te grote onderwerpen hanteerbare proporties te geven. Nee, groots en meeslepend moest het allemaal en het hele universum in één literair gebaar gepropt.
De literaire jeugd van tegenwoordig werd voorts gedefinieerd als man. Afgaande op dit programma zou je werkelijk geloven dat schrijfsters niet kunnen schrijven. Waar waren ze: Hemmerechts, Dorrestein, Brouwers, De Loo, De Moor, Raskin, Mutsaers, Februari, Van Marissing, Palmen? Of desnoods, voor de verandering, de meisjes van Generatie Nix?