IN SANTA CRUZ, Californië, is kortgeleden de looks law aangenomen: een wet die discriminatie op basis van iemands fysieke eigenschappen verbiedt en die het mogelijk maakt overtredende werkgevers, horeca-uitbaters, huisverhuurders en dergelijke voor de rechter te dagen. Fysieke eigenschappen, stelt deze wet, zijn al die facetten van iemands uiterlijk die ‘een gevolg zijn van geboorte, ongeluk of ziekte, van natuurlijke ontwikkeling, of van enige andere gebeurtenis buiten de controle van de betrokkene, inclusief individuele maniërismen.’
De man uit Chicago die laatst dreigde McDonald’s te vervolgen, zou blij zijn met zo’n wet. Hij wilde in een filiaal van de firma aanschuiven en paste tot zijn onthutsing niet tussen de aan de vloer verankerde stoel en tafel, wat gezien zijn buikwijdte van meer dan anderhalve meter niet echt onverwacht had hoeven zijn. Hij schreef de firma subiet een brief op poten. ‘Ik vertegenwoordig een minderheid die net zo zichtbaar is als zwarten, Mexicanen, Latijns-Amerikanen, Aziaten en vrouwen. Uw bedrijf heeft het nodig gevonden grofweg en volstrekt ten onrechte te discrimineren tegen mensen met grote maten – zowel lange personen als zwaarlijvigen – en wij zijn desnoods bereid om u via de federale rechter te dwingen de wet op Gelijke Rechten in Publieke Gelegenheden na te leven.’
Je kunt je afvragen of zijn dikte ‘buiten zijn controle’ staat en of de looks law hem derhalve soelaas zou bieden. Zelf had ik zijn brief trouwens een stuk overtuigender gevonden wanneer hij had uitgelegd dat zijn omvang gekweekt was bij diezelfde McDonalds, en hij het bedrijf beleefd had verzocht rekening te houden met de neveneffecten van hun expansiedrang. Het meest curieuze in zijn betoog is echter dat hij dikte impliciet als een mensenrecht definieert. Essentieel voor mensenrechten is dat ze de minimale voorwaarden vastleggen waaronder waardig leven mogelijk is: een dak boven je hoofd, vrijheid om te denken, recht op onderwijs en voldoende voedsel. Het recht op overeten ligt daar nu niet meteen in besloten, evenmin als het recht op extra large zitplaatsen in snackbars.
In Santa Cruz zelf waren de aanhangers van de looks law ondertussen liever nog een stap verder gegaan. Niet alleen lengte, dikte, hazelippen, handicaps en snorren bij dames hadden ze bij de gelijke behandeling van homoseksuelen en vrouwen willen onderbrengen, ook zelfgekozen fysieke kenmerken vielen naar hun mening onder de uiterlijke verschillen die bescherming behoefden. ‘Deze wet biedt een deprimerende blik op de vraag waaraan je rechten kunt ontlenen,’ meldde indienster Wendy Chapkis. ‘Alsof burgerrechten alleen zijn weggelegd voor degenen die hun uiterste best doen om ‘normaal’ te zijn, en niet voor iemand die met opzet verschillend probeert te zijn. Maar sommigen van ons koesteren die verschillen en zijn er zelfs hartstochtelijk trots op.’ De term ‘visuele freaks’ moet wat haar betreft dan ook als een moderne geuzennaam worden beschouwd.
BIJ EEN SOLLICITATIE geweigerd worden wegens je seksuele voorkeur, je hazelip of je lamme been is pijnlijk en zelden gerechtvaardigd; meestal is de kopschuwheid van de beoogde werkgever gebaseerd op gemakzucht en angsthazerij. Omdat de uitsluitingsgrond geen verband houdt met iemands capaciteiten met betrekking tot de baan waar hij of zij op solliciteerde, is zo’n afwijzing ook aanvechtbaar. Ergernis of politiek verzet jegens zulke vormen van uitsluiting zijn volstrekt gelegitimeerd, hoewel het vaak lastig is om te bewijzen dat iemand juist om deze redenen niet is aangenomen. De vraag in zulke kwesties is of het helpt om het nobele streven naar politieke rechtvaardigheid met een wet te schragen.
Anders wordt het wanneer mensen volstrekt gelijke mogelijkheden op elk terrein nastreven. Mensen zijn niet gelijk en hun posities, vermogens en verschijning derhalve evenmin; de waardering die uiteenlopende mensen op grond daarvan boeken, kan godlof niet genivelliseerd worden. Het is geen mensenrecht mooi te zijn volgens de op dat moment geldende normen, het is geen burgerrecht om even intelligent, grappig en geliefd te zijn als the star next door. Mensen verschillen; dat is soms mazzel, soms pech.
Ik kan ook wel zeuren dat ik in mijn rolstoel in de Sleep-in de groep op het podium niet goed kan zien, maar zoals iemand laatst zei: ‘Ach, je had ook klein kunnen zijn.’ Dat is waar en tevens geen reden om te pleiten dat elke poptempel een verhoginkje aanlegt om mij en kleine mensen hoger te laten komen – al was het maar omdat ze dan ook kuilen zouden moeten aanleggen voor lange mensen en het netto effect alleen was dat de vloer tamelijk hobbelig zou zijn. Want van vaste plaatsen die verplicht toegekend worden op basis van lengte, was natuurlijk ook niemand gediend.
Wanneer iemand met opzet een verschil nastreeft, en daar zoals Chapkis bepleit ‘hartstochtelijk trots’ op is, is zeuren al helemaal quatsch. Kortzichtige en hatelijke opmerkingen over je verschijning indien die opvallend en afwijkend is, horen er simpelweg bij: wanneer je verkiest je met een groene hanekam te tooien, moet je niet piepen wanneer een ander daarvan schrikt of zich er boos over maakt. Het protest dat zo’n haardracht uitlokt, is immers een integraal onderdeel van de charme ervan: de drager vindt het mooi, juist omdat hij of zij daardoor van de middelmaat afwijkt en opgetrokken wenkbrauwen scoort. Om exact dezelfde reden houd ik van hanekammen maar niet van een matje. Esthetiek is politiek.
Diversiteit is een groot goed, maar we moeten de zaken niet omdraaien. Er bestaat een recht op verschil maar geen plicht tot aanvaarding daarvan. Wanneer je er werkelijk trots op bent een visuele freak te zijn en het verschil juist aanscherpt, moet je niet klagen wanneer een ander die trots niet deelt of gaan zeuren om een wet die je beschermt. Het hoofd hoog houden past beter bij trots.