AL IN GEEN maanden is er een baanbrekend artikel gepubliceerd waarin een wetenschapper harde noten kraakt over de hormonale basis van homoseksualiteit. U weet wel, van die stukken waarin wordt uitgelegd dat de suprachiasmatische kern in de hersenen van homosuelen abnormaal vergroot is en dat het daarmee te maken heeft, of waarin wordt aangetoond dat er een verband bestaat tussen linkshandigheid en lesbisch (wordt het trouwens geen tijd dat het COC zich laat sponsoren door fabrikanten van omgekeerde scharen en producenten van linksdraaiend melkzuur?), of over moeders die tijdens de zwangerschap schizofreen waren en tevens aan kalkgebrek leden waardoor de telg in aanbouw via mamma’s bloedbaan dingen binnenkreeg tijdens die zo cruciale fase en vandaar.
Jammer vind ik dat. Ik houd erg van zulke stukken, ik spaar ze. In de hoop zulke publicaties te bevorderen heb ik zelfs nog een keer meegedaan aan een experiment dat uitgevoerd werd door het lab van Swaab himself, waarbij men mijn biologische klok en de pieken en dalen daarin poogde te meten. Daartoe had men een metalen kastje, formaat gezinsverpakking lucifersdoos, aan mijn pols bevestigd teneinde het aantal en de intensiteit van mijn armbewegingen (‘doe maar om mijn linkerpols’, riep ik natuurlijk meteen) te kunnen registreren. Het was eigenlijk een onderzoek naar klokken en ziektes, hoewel ik stoer rondbazuinde dat men vast stiekem probeerde mijn homoseksualiteit te meten, maar helaas. Er bleek geen verband te bestaan tussen MS en seksuele preferentie. Of klokken.
Wat ik zo zonde vind is altijd die ouderwets aandoende schrik bij dergelijke onderzoeken. Hoe meer, hoe liever wat mij betreft – ik zie ze als het wenkend perspectief dat het luilekkerland van de homobeweging dichterbij kan brengen. We zijn er inmiddels toch al geheel van overtuigd geraakt dat het lichaam klei is, basismateriaal dat wijzelf of artsen geheel naar believen kunnen omkneden tot een model naar eigen wens; dit lijkt me een logische volgende stap.
Een fijn afgetraind lichaam kunnen we nog eigenhandig boetseren, desnoods met behulp van de apparaten van het fitness-centrum om de hoek. Wat betreft het kleien voor gevorderen hebben we inmiddels de beschikking over een leger van cosmetisch chirurgen: met wat extra siliconen hier, een liposuctie daar, een bredere kaak zus en een smallere neus zo, met los vel gelift en haarimplant verlaagd kunnen we weer jaren mee in een nieuw eigentijds modelletje. En ook het leven zelf blijkt maakbaar op manieren die vorige generaties niet voor mogelijk hadden gehouden: van ZI tot KI, van reageerbuis tot klonen, binnenkort zelfs met gemodificeerd DNA. En dat dan in de aanbieding bij Dirk van den Broek: Nu! Nieuw! Babies Met Ingebouwd Super-Ultra-XL! Zolang De Voorraad Strekt! Lever De Kortingsbon SNEL In!
En dan dus mogelijk die homosuele hormonen. Wellicht overschrijden wij dan eindelijk een volgende grens: het modelleren van het seksuele verlangen. Het spijt me elke keer zo mateloos dat de homobeweging boos wordt van biologisch onderzoek naar de eventuele basis van onheteroseksueel gedrag – een typisch voorbeeld van denken vanuit de verdediging, dunkt me. Vier feest, hang de vlag uit: eindelijk kunnen ook verstokte hetero’s via een hormoonkuurtje verlost worden van hun beperkte opties, eindelijk ligt de ware vrijheid binnen handbereik, kunnen pubers gelijk met hun beroepskeuze ook hun seksuele keuze maken en zal de aanstaande ouder verplicht moeten nadenken over de vraag die elke arts zo rond de eeuwwisseling tweeds op het lijstje heeft prijken, meteen na die of ze een jongetje of een meisje willen: ‘had U een homo- of een heterokindje gewild?’ Amerikaanse papa’s zullen verrast worden door dochters die bij het behalen hunner diploma’s ditmaal geen borstcorrectie wensen doch die pil die hun verlangen op een lesbische vakantie stuurt. Ik zie zelfs subversieve acties in het verschiet liggen waarbij de fluoridering van het drinkwater peanuts zal blijken te zijn.
Het enige wat ik betreur aan zulke onderzoeken is dat de categorieën waarop de dames en heren wetenschappers hun testen loslaten bepaald niet vastomlijnd zijn, zodat ik soms vrees dat ze mijn panseksueel SF-perspectief nooit naar behoren zullen kunnen bewaarheiden. Wat in biologische termen een man en wat een vrouw is, lijkt met wat natte-vinger-werk en enige cultuurdwang nog wel vast te stellen, hoewel we daartoe degenen die als tussenwezens worden geboren fysiek moeten aanpassen. Qua identiteit is het alweer stukken ingewikkelder: de ene restcategorie na de andere wordt benoemd en geëtiketteerd, en nog lijkt er geen eind aan de subculturele mogelijkheden – transseksuelen en travestieten, butch bottoms en drag-style leernichten, manwijven en zachte eitjes, fag hags en daddy-lovers, ad infinitum.
Maar nog niemand heeft sluitend kunnen omschrijven wie of wat een homoseksueel is. Iemand die als zodanig bekend staat? Of ook de keurig getrouwde hetero met geheime wensen en wellicht stiekeme avonturen? De heteroseksueel die in de brugklas inmiddels geheel vergeten kalverliefdes koesterde voor seksegenoten? En de keurige, door het COC-lidmaatschap gewaarmerkte lesbo of flikker dan, die het ook wel eens heteroseksueel doet of wenst? En de bi’s, de genderbenders en de hutspotten; waar die thuis horen snapt al helemaal niemand.
Drinkwater. Ik wil meer drinkwater. Panta rhei!