Hirsi Ali – het gaat haar goed, ze is ondanks de bedreigingen aan haar adres onverdroten strijdbaar, liet ze laatst per brief aan het VVD-congres en per interview in NRC Handelsblad weten – werkt momenteel aan Submission 2 en aan een nieuw boek, waarin ze zal aantonen dat de islam vrouwen onderdrukt. Haar afwezigheid uit de kamer, zo liet ze volk en partij tezelfdertijd weten, is ‘uit vrije wil’.
Me dunkt dat die laatste opmerking tegen de klippen op strijdlustig is, uit vrije wil duikt niemand onder. Zeggen dat ze onder haar vrijheidsbeperkingen lijdt beschouwt ze mogelijk als een zwaktebod: ze wenst voor alles te laten zien dat ze ongebroken is. Maar juist met die overdreven stoerheid roept Hirsi Ali nieuwe vragen op. Ze hoort haar werk in de Tweede Kamer te doen, ze hoort niet niet ‘uit vrije wil’ afwezig te zijn en een boek te schrijven. Had ze gezegd dat ze van de nood een deugd maakte, dan was haar schrijverij meer dan te billijken geweest, maar nu is de enige vraag die ik heb of de royalties van dat boek dan aan het parlement zullen toekomen: ze schrijft immers in werktijd.
Dat is echter kibbelarij. Belangrijker is de vraag wie Hirsi Ali met dat boek denkt te helpen. Ze blijft unverfroren volhouden dat haar doel is de moslima’s te bevrijden, maar wie een beetje heeft opgelet – en dat zijn helaas te weinig mensen – moet constateren dat Hirsi Ali, ondanks de massieve publiciteit voor haar ideeën in de afgelopen jaren, nog steeds amper aanhang heeft onder moslima’s. Hoewel Opzij haar juichend inhaalt als de stem van de derde feministische golf, heeft Ali (anders dan voortrekkers van de eerste en de tweede golf zoals Aletta Jacobs en Joke Smit) geen golf onder vrouwen teweeg gebracht, laat staan een van feministische herkenning.
Sterker, Hirsi Ali zoekt helemaal geen aansluiting met vrouwen. Niet met de organisaties die al jarenlang strijden voor een zelfstandige verblijfstitel voor buitenlandse vrouwen (de afhankelijkheid van de verblijfsvergunning van hun man betekent dat zij moeten kiezen tussen mishandeling dan wel uitzetting naar hun land van herkomst). Niet met de islamitische vrouwen die in Blijf-van-mijn-lijfhuizen zitten. (Ik schrok erg toen Hirsi Ali in een tv-gesprek met hen al hun gedegen bezwaren tegen Submission zonder argumentatie terzijde schoof.) Niet met de Marokkaanse vrouwenorganisaties. Niet met Nederlandse feministen. Hirsi Ali zoekt – en vindt – alleen aansluiting bij de VVD (waar ze momenteel vooral fungeert als een dam tegen de wassende overloop naar ‘de groep’ Wilders), bij de Vrienden van Van Gogh, nu niet bepaald mannen die bekend staan om hun warme feministische gevoelens, en bij Cisca Dresselhuys, die hoofddoekjes en integratie al langer tot speerpunt maakt.
Zijn die moslima’s soms te dom – oh, sorry: te ‘achterlijk’ – om Hirsi Ali te kunnen begrijpen en haar te steunen? Of speelt er wellicht iets anders? Bijvoorbeeld dat Hirsi Ali zich inzet voor een strijd die helemaal niet om het feminisme en vrouwenbelangen draait, maar over wij-tegen-zij, het zogenaamde verlichte Westen tegen hullie-van-daar? Een strijd waarbij met de mond beleden feminisme wordt ingezet als neo-kolonistisch argument: dat ‘wij’ die inboorlingen wel eens flink zullen gaan opvoeden, en hen – eindelijk – beschaving zullen bijbrengen?
Ik vrees het laatste. Hirsi Ali is niets dan een excuus-Truus voor de VVD. Het erge is dat haar lawaaierige optreden ons verhindert echt te luisteren naar moslima’s.