GISTEREN BOOD IMAM EL-MOUMNI, onder druk gezet door liefst zestien Nederlandse moslimorganisaties, zijn excuses aan. Dat is uitermate goed werk van die zestien instanties, maar daarmee is de kous niet af. Het Openbaar Ministerie onderzoekt namelijk of de man strafrechtelijk vervolgd kan worden.
Mij lijkt dat het OM geen poot heeft om op te staan. Eerder vervolgde datzelfde Openbaar Ministerie immers RPF-kamerlid Leen van Dijke vanwege diens bewering dat homoseksuelen een even groot kwaad zijn als dieven; Van Dijke werd van discriminatie vrijgesproken. Later zag het OM na intern beraad uit eigener beweging af van vervolging van bisschop Eijk, die in zijn colleges bizarre uitspraken over homoseksualiteit deed en hen onder meer “inherent neurotisch” noemde.
Indien het OM, die door haarzelf geschapen precedenten in acht nemend, nu besluit El-Moumni wel te vervolgen, maakt zij zich zelf schuldig aan discriminatie — hee! Kan een burger het OM bij het OM aangeven? Dat lijkt me een leuk klusje voor mij — en wekt zij op zijn minst de indruk dat de ene religie meer recht heeft op fundamentalisten dan de andere.
Sowieso proef ik in deze discussie een sentiment dat sterk naar “Eigen fundamentalisten eerst!” smaakt. Wanneer Simonis weer eens iets doms zegt over de herenliefde, hoor je nooit iemand woedend uitroepen dat de man dan maar teruggestuurd moet worden naar het Vaticaan of dat hij eens een inburgeringcursus moet doen, terwijl het zeker voor dat laatste toch hoog tijd wordt. Katholieke en christelijke prelaten valt een Nederlandse behandeling ten deel. Wat er gebeurt als Simonis of Eijk zulke misplaatste opmerkingen maken, is drieërlei: ze worden gekapitteld, ontkracht en gemasseerd, en gaan zo gaandeweg aan belang inboeten.
Voor het kapittelen zorgen de columnisten, de cabaretiers en de snedige commentatoren: die steken de draak met de toespraken vanaf de kansel, dat maakt ze onschuldiger en ridiculiseert de waardigheidsbekleder die zich ermee afgeeft. Ontkrachten doe je door te wijzen op tegenstrijdigheden in heilige boeken, maar vooral door te wijzen op de andersluidende praktijk: dat niet elke tak binnen de religie zo fervent tegen is als die ene prelaat het doet voorkomen, dat ook pastoors regelmatig aan elkaar zitten en dat er stapels religieuze homoseksuelen zijn. En als sluitstuk volgt de massage: anderen binnen dezelfde geloofsrichting oefenen geschrokken druk uit op de exegeten om zich in godesnaam wat in te houden, want zo bezorgen ze het geloof een slechte naam en daar slinkt de aanhang alleen maar van. Kortom, het volk kan het zelf wel af en heeft geen OM nodig.
Het doet me deugd dat ook El-Moumni deze behandeling krijgt: het teken dat de islam in Nederland ingeburgerd raakt. Raoul Heertje valt de eer te beurt de beste grap gemaakt te hebben: hij plaagde de imam met de vraag of moslimheren ‘t dan wel met elkaar mochten doen als ze de billen richting Mekka staken. De ontkrachting van de standpunten der imam is eveneens in volle gang. Ik heb de laatste twee weken meer verhalen over Turkse en Marokkaanse homoseksuelen gezien dan in de laatste twee jaar bij elkaar. Tevens is de imam er fijntjes op gewezen dat ook moslimmeneren ‘t regelmatig met elkaar doen, met dit verschil dat zij er niet over spreken en dan later netjes heteroseksueel trouwen – en wij, dat wij dat een paar decennia geleden net zo deden. Wat dat masseren van opinies tenslotte betreft: dat is precies wat die zestien moslimorganisaties hebben gedaan. “Man, houd toch je kop! Straks denkt het hele land dat wij alleen uit fundamentalisten als jij bestaan. Je bederft onze naam…!” en: “Wij moeten nodig eens praten.”
De vraag of zulke discriminatie onder de vrijheid van godsdienst valt, is absurd. Wie vindt dat godsdienstvrijheid het recht inhoudt om discriminerende opmerkingen te mogen maken en dito theorieën te ventileren, maakt zich zelf schuldig aan discriminatie, zoals Marcel van Dam eerder opmerkte naar aanleiding van de kwestie Van Eijk.
Immers, wanneer vrijheid van godsdienst ertoe leidt dat gelovigen het recht hebben om te beweren dat homoseksuelen inherent neurotisch of ziek en besmettelijk zijn, en niet-gelovigen precies diezelfde mening niet straffeloos mogen verkondigen, is er iets grondig mis. Waarom zou je zulke dingen alleen maar mogen zeggen als je streng gereformeerd, orthodox moslim of pakweg jehova’s getuige bent? Hebben atheïsten en agnosten niet evenveel recht als gelovigen om domme dingen te beweren? Nee? Dat is discriminerend. Sterker: dat is religieuze discriminatie.